De horizon ligt niet alleen vóór, maar ook achter ons. Een blik daarop kan ons zo maar een spiegel voorhouden met daarin wat we al dan niet bewust hebben nagelaten, ooit anders hadden willen doen of onnadenkend van tafel hebben geveegd.
Net als de horizon zelf is de overgang van werkelijkheid naar verbeelding niet scherp te trekken. Het blauw dat hemel en aarde verbindt, is onderweg verdwaald tussen de moleculen van de lucht en de zee en heeft de horizon de eeuwige vage streep blauwgrijs gegeven.
Die kleur maakt iets in ons wakker. Goethe zegt daarover: ‘Omdat we de hoge hemel en de verre bergen blauw zien, zo lijkt ieder blauw vlak voor ons ver weg. Zoals we iets moois vóór ons achterna willen gaan, zo zien wij ook graag blauw, niet omdat het op ons afkomt maar omdat het ons naar zich toe trekt’.
Blauw doet een appèl op ons, het trekt onze aandacht. Hoe blauwer hoe groter de verlokking. De blik van veel wachtenden wordt alleen niet meer aangetrokken door de horizon, niet door de verte, noch door het fletse blauw ervan, maar door het veel krachtigere blauw van hun mobiel. Het blauw van het kleine scherm doet een klemmender beroep op ons dan het blauw van de horizon.
Dat past in het beeld dat Jason Farman, hoogleraar Amerikanistiek aan de Universiteit van Maryland schetst in zijn boek; The art of waiting, from ancient to the instant world’; onze leefwereld is steeds meer in het teken komen te staan van instant communicatie, wachten zien we als ‘een activiteit van vroeger, die we nu hoe dan ook willen vermijden’. We kunnen ons door het wachten bekocht voelen. Want de tijd die we al wachtend voelen wegtikken, hadden we ook kunnen gebruiken om iets anders te doen. Ten onrechte.
Farman betoogt dat wachten goed te vergelijken is met de stilte in John Cages’ 4’33 en in ‘Goldberg’ van Abramovich. De stilte in deze stukken is geen prelude op wat komen gaat, maar heeft een op zichzelf staande inhoud, Goldberg en 4’33 zijn een commentaar op onze gewoonte om stilte te zien als een pauze om van moment tot moment te komen. Farman is van mening dat we deze momenten zouden moeten omarmen. We zouden die moeten benutten om te reflecteren op het heden in plaats van ons bezig te houden met wat we willen hebben, doen of bereiken. Aan het eind van zijn boek komt hij tot een pleidooi om betere studenten te worden in het wachten. De momenten van wachten, ziet hij als de kans ‘empowerd’ te worden om de wereld anders te zien dan in de beperktheid van onze haast.
Als iets helemaal anders doen betekent; creatief zijn, voedt Nietzsche onze hoop: bij hem is het wachten juist het begin van creativiteit. Wachten mag dan een ‘verlies van zekerheden’ betekenen en verveling, een ‘onaangename windstilte van de ziel’, maar die zijn nodig voor het ‘onbekommerd laten waaien van de winden van creativiteit’.
Wachten, stilstaan, niets doen, ongericht luisteren en kijken, kan voor Simone Weil een ware loutering voor de ziel betekenen. De tijd die we gebruiken om naar de horizon te kijken om zo het wachten te bekorten, is géén verloren tijd. Wie wacht is zich van de tijd bewust – en bijgevolg ook van de vergankelijkheid van het bestaan. Wachten zag Weil als begin van het in balans brengen van het hogere leven. Bij haar is het ‘equilibrium’: het evenwicht tussen tegengestelden in de mens, de hoogst denkbare vorm van harmonie. Wie teveel naar één kant overhelt, raakt met ziel en zaligheid uit evenwicht. Alle kunst is wachten, schreef zij; ‘en ook het krijgen van inspiratie is wachten’. Wachten, attendre in het Frans, -en attention- liggen dicht bij elkaar. Het wachten is voorwaarde om met aandacht naar jezelf en de wereld te kunnen kijken. ‘Wachten maakt ons leeg van alle begrenzingen en daarmee veranderen we ‘de tijd in eeuwigheid’.
Nieuwe inspiratie, enthousiasme, creativiteit en bevlogenheid, in ‘Stil de tijd’ en ‘Kaïros’ ziet Joke Hermsen wachten en mijmerend los komen van de zekerheden in ons digitale staccatoleven, juist als een mogelijk begin van waar zij zo hartstochtelijk een lans voor breekt; een vonk of een all-over nieuw begin. Daarbij ziet zij een belangrijke rol voor Kaïros, de Griekse god van het juiste ogenblik. Hij heeft vleugels (want hij is zo weer verdwenen) en maar één lange lok haar. Die is alleen te grijpen als het juiste moment zich aandient. Nietzsche ziet in hem een bondgenoot met wie we kans maken om de strijd tegen het nihilisme met succes te voeren.
Geduldig wachten is voor velen een te vermijden uitdaging. Liever nu doen dan wachten tot morgen. De Berlijnse cultuurfilosoof Walter Benjamin heeft in zijn korte leven het wachten tot een kunst verheven; lang voor vertrek ging hij naar het station om op de trein te wachten. ‘opdat ik het grootste genoegen van mijn reis niet zou missen’. Vrouwen leken hem des te mooier en dromeriger naar mate hij langer en geduldiger op ze moetst wachten. Het liefst aankomend uit de verte. In Berlijnse jeugd vertelt hij dat wat anderen voor geduld aanzien, het gevog was van een koortsige ziekte in zijn kindertijd. ‘Ik zie sindsdien iedereen waarop ik gesteld ben naderen zoals tijdens de lange uren in mijn ziekbed’. Wachten bleef zijn leven lang ‘het genoegen van de verwachting’.
Wie heeft de horizon uitgewist? Er van uit gaande dat er iets uit de verte kwam of dat er op de horizon een belofte lag, wachtte Walter Benjamin geduldig, Nietzsche gebruikte de horizon als metafoor voor vaste plaats van morele ankering. En die zijn we volgens hem aan het kwijt raken. Met een paar zinnen schetst hij in Die Fröliche Wissenschaft een verhaal dat als strekking heeft dat een dwaas mens de moraal verkwanseld heeft door God om zeep te brengen. Daarmee is onze horizon weg. Dat is als het leegdrinken van de zee of het uitwissen van de horizon geweest. De gevolgen zijn nauwelijks te overzien. ‘Wie gaf ons een spons om de horizon uit te wissen? Zonder horizon zijn we onze houvast kwijt. Wat ooit het vaste punt was waarop we ons konden orienteren is verdwenen. Er is geen vastigheid meer, geen orde, geen waarheid en geen uiteindelijk doel waar we naar kunnen streven. We moeten met een lichtje op zoek naar het licht. Zonder horizon is de mens maar een richtingloze zwerver. Een glimp van wat daar het gevolg kan zijn, bescrijft hij in Die Fröliche Wissenschaft: ‘We hebben het land verlaten en beginnen aan onze zeereis. Voor je ligt de oceaan, zeker die brult niet altijd en ligt er vaak bij als zijde en goud. Maar er komt een moment waarop je je afvraagt: en wat nu als ik heimwee krijg en er is geen land meer of we kunnen het niet terugvinden?’
Aan hen die zich van tijd tot tijd los maken van hun al dan niet digitale werkelijkheid en naar de horizon kijken of wachten op Kaïros, is deze fotoserie een hommage.